woensdag 4 februari 2015

De Nederlander die stopte met fietsen



Het is iets wat ik niet graag doe, maar deze keer doe ik het toch: opgeven. Hier in Uppsala is het voor mij onmogelijk geworden om te fietsen. Toen ik in augustus vorig jaar naar Uppsala verhuisde, besloot ik mijn fiets mee te nemen en mijn auto te laten verkopen. En hoewel mijn auto enkele mankementen had, vond ik het toch erg vervelend om afstand te doen van mijn huiskamer op vier wielen. De afgelopen jaren heb ik met mijn VW-polo een afstand afgelegd die ongeveer gelijk staat aan drie keer de omtrek van de aarde en als je alle tijd bij elkaar op zou tellen die ik de afgelopen vijf jaar in mijn auto heb doorgebracht, dan zou je denk ik gauw op twee onafgebroken maanden uitkomen.
 
Een selfie van mij en mijn fiets, gemaakt in de tijd dat het fietsen nog mogelijk was.
Intussen is mijn wereld een stuk kleiner geworden en mijn maximum snelheid een stuk lager. Samenvattend zou je kunnen zeggen dat deze is teruggelopen van ruim 130 km/u naar, in eerste instantie ruim 20 km/u, naar deze week ruim 5 km/u. En hoewel ik met pijn in het hart afstand had gedaan van mijn auto, was ik het afgelopen half jaar toch ook het fietsen stiekem weer leuk gaan vinden. Goed voor de conditie, het kost me geen diesel (ook al is de brandstof precies goedkoop geworden toen ik stopte met autorijden!) en ik zie nu meer van de omgeving.
 
Vandaag moest ik drie kilometer lopen naar de bibliotheek. Op zich goed te doen gelukkig.
In het begin was het even onwennig om over te stappen op dat hoge onstabiele ding op twee dunne wielen zonder radio. Zo had ik bijvoorbeeld de eerste twee maanden nog de neiging om in de achteruitkijkspiegels te kijken die er niet waren, maar in oktober had ik mij mijn fiets weer helemaal eigen gemaakt. Het was dan ook niet voor niets dat ik ook in de winter door wilde fietsen. Een Zweedse vriend verklaarde mij voor gek en vroeg of ik levensmoe was. Als trotse Nederlander vertelde ik dat wij in ons land van fietsen houden en dat ik niet van plan was om me door een beetje sneeuw tegen te laten houden. En ik wilde ook geen helm dragen omdat ik dat niet bij mijn masculiene imago vind passen. Ik zou die “feministische Zweden” wel even laten zien dat het ook anders kon. En hoewel ik uiteraard wel een paar keer gevallen ben, is de schade tot nog toe binnen de perken gebleven.
 
In die bibliotheek moest ik een 250 jaar oud dagboek bestuderen.

In principe zou ik natuurlijk ook voor het openbaar vervoer kunnen kiezen, maar in de tijd dat ik journalistiek studeerde ben ik daar een principieel tegenstander van geworden. Dat heeft overigens niet zozeer met mijn politieke voorkeur te maken. Integendeel: ik wil graag iedereen oproepen om vooral wel van het openbaar vervoer gebruik te maken, zo blijven de autosnelwegen namelijk mooi leeg. Ideaal. Mijn aversie tegen alles wat met trein en bus heeft te maken is overigens ontstaan door de reis die ik ’s weekends vaak aflegde tussen Herwijnen en Ede. Ik was twee keer zo lang onderweg als met de auto, ik moest vaak overstappen en had bovendien veel last van vertragingen. En op de momenten dat ik geen ov-kaart had, was de reis ook nog eens duurder dan met de auto.
 
Naast grind, gebruiken de Zweden ook zand. Zout doen ze niet aan.
Maar goed, terug naar mijn fiets. De afgelopen tijd werd het fietsen moeilijker en moeilijker. Zo waren afgelopen maandag mijn remkabels bijvoorbeeld zo erg bevroren dat het hele remsysteem blokkeerde. Op andere momenten zat er zo veel sneeuw tussen de wielen en het frame dat beweging domweg onmogelijk was geworden en verder had ik regelmatig last van bevrorer versnellingen. Toch zijn al deze problemen nog te overzien. Je friemelt wat aan de remkabels, je schakelt wat minder en af en toe parkeer je de fiets in de hal van je studentencomplex (wat eigenlijk niet mag) om alles te ontdooien.
Zo ontdooide ik ook maandag mijn fiets, maar even later had ik toch weer een vastgevroren versnelling. Deze keer was het de zwaarste. Als koppige Fries wilde ik me niet laten kennen en ik fietste door de sneeuw, tegen de wind in, een helling op. Dat was zwaar. Erg zwaar. Ik zette dus veel kracht. Erg veel kracht. Te veel kracht. En opeens stond mijn rechtervoet op de grond met de trapper ernaast. Het was afgelopen met de pret. En meteen kwamen de  grote levensvragen naar boven. Waarom ben ik hier? Waar moet ik naar toe? En laat ik mijn fiets repareren of zal ik wachten tot het voorjaar?
Kwam het nou door de winter, de kwaliteit van mij fiets, of door mij...?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten